Ruim Leven (gedicht)
Ruim Leven
Ik dwaal over de kwelders, alle ruimte
voor mij alleen en een paar schapen op de dijk.
Een groep brandganzen vliegt gakkend uiteen,
daarna is het weer stil.
Diep adem ik in,
en uit, mijn adem een met de wind.
Ik passeer een dorpje, verstild,
als een zondagochtend in de stad,
maar nog stiller, omdat het gewend is
aan de rust en de schoonheid
van het middeleeuwse kerkje
en de huisjes en de herenhuizen
die er ook al eeuwen rusten.
En weer verder loop ik langs omgeploegde akkers,
boerenerven en over smalle blubberige paden.
Een boer op zijn trekker passeert,
een vinger omhoog ten groet.
Ik kijk lachend omhoog en geniet
van het schouwspel
van voortrazende wolken
en voel
dat ik thuis ben.
© Bo Scheeringa
Reacties
Een reactie posten